vrijdag 18 augustus 2017

Geloof

Toen ik laatst een paar dagen in mijn eentje weg was stond er tegenover mij een gezin met 2 meiden. Het was zo’n rustig en harmonieus geheel. Er viel geen onvertogen woord, moeder was de rust zelve en de meiden hadden in die twee dagen amper conflicten. Laat staan ruzie. Ik aanschouwde het en voelde een steek van jaloezie. Ik bedacht me hoe ik dit voor me had gezien, toen ik wist dat ik moeder zou worden. En hoe de werkelijkheid uiteindelijk is voor ons.

De wanhoop en machteloosheid van de eerste jaren. De slapeloze nachten. De zorgen.
En later de keuzes, die constante keuzes. Voor dat wat je liever niet wil maar waarvan je weet dat het toch t beste is.
Het verdriet omdat het nodig is dat je die keuzes maakt. Het verdriet vanwege je frustraties, het verliezen van je geduld. Het verdriet omdat je er niet in slaagt zijn angsten of onrust weg te nemen.
De strijd die je levert. Met instanties, met jezelf, met je partner, met hem.
Al die emoties, ze zijn er nog steeds. Maar ze zwakken af. Zijn minder sterk.

En al die tijd was er ook hoop. De hoop dat het beter zou worden. Dat we grip zouden krijgen op dat wat hem teistert. Dat we iets zouden snappen van hoe dat werkt met zijn autisme. Omdat dé autist niet bestaat. En het voor elke ouder een puzzel is.

Die puzzel, we zijn hem gaan leggen. De hoop groeide. Omdat hij ondanks een scheiding gewoon lekker blijft draaien op school. Omdat hij een geweldige muziektherapeut had waardoor hij zijn emoties ging leren uiten en erover kan praten. Omdat ik eindelijk zie dat wat we er in stoppen er ook af en toe uitkomt.

Zijn gedrag wordt heftiger. Machteloos en wanhopig voel ik me nog vaak. Als hij een meltdown heeft dan heb ik hem nauwelijks onder controle en hij kan ontzettend lelijke uitingen doen naar mensen om hem heen.

Op de vakantie waren we op een boottochtje en hij kreeg zijn zin niet. Hij werd boos en gefrustreerd. Hij gaf aan dat het te druk voor hem was en niet geheel toevallig bleek het ook medicatie tijd. Een dame naast ons keek naar hem en daar was hij niet van gediend. Hij zei dat het een ‘stomme mevrouw’ was. De dame in kwestie zei dat ze niet gediend was van brutale kinderen en daarop kreeg ze van mij een kwade blik met dito opmerking. Toen hij tot rust was gekomen en naast me ging zitten, keek hij de dame aan en zei: “Sorry”.

Dat is óók maar voorál mijn kind!

En vanmorgen zei hij ineens:
“Mama, wil je je telefoon even weg doen tot ik mijn tablet heb opgestart? Want ik word erdoor afgeleid.”
Hij zei het alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Dat hij aangeeft wat hij nodig heeft. Voelt wat er van binnen gebeurt.
Maar het is een zin die zoveel betekent en nog meer zegt. Het is een teken dat het goed met hem gaat.
Precies zoals ik dat de laatste weken aan de kleine dingen kan merken.

We zijn van wanhoop naar hoop zijn gegaan. En nu heb ik het geloof.
Het geloof dat we hem gaan snappen. Het geloof dat we alles meer onder controle gaan krijgen. Het geloof dat we hem kunnen helpen. Het geloof dat hij aan het eind van het schooljaar klaar is voor het voortgezet onderwijs. Het geloof dat het wel goed komt allemaal.

Maar vooral heb ik geloof in hém.
x