zaterdag 6 januari 2018

Realiteit

01-01-2018, 00:14 uur. 
Een whatsapp berichtje van mijn dochter:
"J is totaal niet bang voor het vuurwerk. KNAP hé!"

Voor een buitenstaander misschien heel normaal. Voor ons een gigantische stap voorwaarts.
We merkten het al in aanloop naar oudejaarsavond.
De zo bekende grote angstige ogen bleven weg. Het trillen als een rietje als er knallen te horen waren hebben we niet gezien.
Ja, wel de vragen en de onzekerheid. Maar niet het weg willen van het vuurwerk stond bij hem centraal. Wel de wil om dapper te zijn.
Alsof zijn groter groeiende puberbrein zich realiseert dat het géén invloed heeft op het wel of niet aanwezig zijn van vuurwerk maar wél op de angstige gevoelens.
We zijn allemaal trots op hem. Zelfs zijn zus van negen jaar heeft die angst van hem gevoeld en ervaren. Er zich om bekommerd. Dan van haar zo'n berichtje krijgen terwijl ze bij hun vader zijn, zegt veel.

Het minder voelen van  vuurwerkangst was eigenlijk een bevestiging van iets wat we al maanden merken.
In mijn vorige blog schreef ik al  over het geloof dat we grip beginnen te krijgen op zijn gedrag.
Nu blijkt dat het niet alleen bij geloof hoeft te blijven maar dat het ook realiteit is geworden.

Ik zou graag heel hard willen roepen dat het door ons ouders komt. Dat we zo pedagogisch tactvol zijn en dat alle opvoedondersteuning zijn vruchten begint af te werpen.
Maar we zijn niets anders gaan doen dan we al jaren deden. En wat volgens de 'geleerden' pedagogen aldoor al prima was.
De positieve verandering in zijn gedrag valt niet geheel toevallig samen met een nieuwe instelling van zijn medicatie. Iets erbij en op andere tijden.
Het knaagt aan me, dat hij 5 verschillende pillen  per dag slikt. Maar ik leg me er steeds makkelijker bij neer nu ik zie welke sprongen hij maakt. Zijn gedrag is vatbaar, daardoor is er meer geduld en dus  meer grip. De medicatie zorgt voor een sneeuwbal effect van positief geladen deeltjes.

In het najaar had hij een griep te pakken. Hij lag als een dood vogeltje op de bank en het geven van zijn pillen met methylfenidaat was overbodig. Drie dagen lang kreeg hij ze niet en hij deed het prima. Ik kreeg hoop, hoop op een wonder.
Dat nu ineens zou blijken dat hij ze niet meer nodig heeft. Dat hij uit zichzelf rustiger zou zijn geworden.
Ja, een droom zou het zijn. Mijn zoon met een stuk minder medicatie.
Een droom bleef het.
Want dat hij zo rustig was bleek gewoon aan te geven hoe ziek de griep hem had gemaakt. Op de vierde dag was hij beter en zonder medicatie een totaal ongeleid projectiel. Het zorgde onmiddellijk voor onveilige situaties en de blik in zijn ogen zei ons genoeg. Met spijt en gelatenheid constateerde ik dat hij wel degelijk medicatie nodig heeft en er voorlopig geen twijfel over hoeft te bestaan waarom we het hem geven. De maanden daarna werd dat beeld bevestigd.

Ik schud het maar weer van me af. We concentreren ons op het fijne kind wat hij altijd al was maar waar we nu zoveel vaker van kunnen genieten.
Ik laat geen moment voorbij gaan om hem aan te geven hoe blij ik ben dat het zo goed met hem gaat en dat het thuis zo gezellig is met elkaar. Hij is rustiger, is zich meer bewust van zijn eigen gedrag, zijn emoties en gevoelens. Ik zie hem niet meer alleen als een kleine jongen in een puberlijf. Zo vaak laat hij zien óók een grote jongen te kunnen zijn. Zijn overgang naar het VSO is in gang gezet. Vorig jaar rond deze tijd zagen we dat nog met angst en beven tegemoet. Amper een jaar later zie ik dat hij er in augustus meer dan ooit aan toe zal zijn. En het maakt me trots. Ik kan eindelijk, na al die jaren volmondig en keihard roepen:
Het gaat goed met hem!