woensdag 26 februari 2014

Gouden randje

Het was mis vandaag. Heel erg mis.
Niet benaderbaar. Niets willen. Druk. Ongeleid. Ongeconcentreerd.

Achteraf gezien begon het al op zondag toen we naar de bioscoop waren geweest. Al meteen daarna wisten we dat dit voorlopig de laatste keer zou zijn.
Te lang moeten zitten, te veel prikkels.
Op de terugweg trapte hij bijna de achterkant van de bestuurdersstoel kapot.
De volgende dag was er meteen school, na een week vakantie. En aansluitend activiteit op de groep.
Gisteren was hij eigenlijk al moe. Zat hij langere tijd in 'rood'.

Vandaag moest hij naar de tandarts. Dit ging tot nu toe altijd goed.
Niets moet. Tandarts doet het goed. Geen dwang.
De laatste keer ging hij ook weer op de stoel liggen. Mondje open. Tandarts kijkt alleen. Doet verder niets.
Alleen prijzen. Voor zijn moed. Dat natuurlijk wel.

Maar bij het vooruitzicht van de tandarts was er meteen niets meer met hem te doen. De begeleidster van Handje Helpen kreeg hem tot niets. Het lukte papa ook niet.
Papa vertelt hem precies wat er gaat gebeuren bij de tandarts. Net als de vorige keer.
Je hoeft niet als je niet wil.
Het helpt niets. Hij blijft in 'rood'. De hele middag.
Bij de tandarts blijft hij zitten. Zus gaat en papa gaat. Maar J niet.
Hij wijst naar een instrument op het paneel. Dat de tandarts dat de vorige keer gebruikte en hij dat niet fijn vond.
De tandarts herinnert het zich niet. Papa evenmin.

Na het bezoek is hij even terug in oranje. De televisie helpt. Hij rommelt wat rond.
Maar bij het eten schiet hij weer in rood. Zijn zelf gekozen spinazie is niet in trek. Hij gooit met spullen, zegt onaardige dingen.
Hij heeft het zo moeilijk!
Ik zeg tegen hem dat ik zie dat het niet lukt. En dat er dingen gebeuren die hij niet wil.
Ik vraag wat hem kan helpen bij het eten. Hij heeft zelf voor spinazie gekozen en bovendien wil hij wel graag een toetje verdienen. Hij wil eten bij mij. Bij mij op schoot. Ik vind het best.
Hij komt bij me zitten en ik voel hoe hij rustig wordt.
Samen eten we onze spinazie.

En dan ontstaat er iets moois.
Een gesprek tussen ons.
Ik stel mijn vragen net een beetje anders. Open. En neutraal.
En mijn mond valt open van verbazing als ik hoor wat dit ventje allemaal kan vertellen als antwoord op mijn vragen.
Dat hij zo boos is. Boos als wij boos op hem zijn. Dat hij op school ook boos wordt maar dat hij zich daar in kan houden. Dat zijn boosheid dan in zijn benen gaat zitten. En dat hij halverwege zijn buik een deurtje heeft om de boosheid op te sluiten.
Samen komen we tot de conclusie dat die boosheid er dan thuis uit komt. Hij zegt dat de boosheid vervolgens in een bakje op zijn hoofd zit.
Ik vertel dat iedereen wel eens boos is. Maar dat mensen er op een andere manier mee omgaan.
Ik vertel van een situatie waarin ik zelf boos werd en wat ik deed om die boosheid kwijt te raken. Hij is verbaasd als ik zeg dat de boosheid nu weg is. Weggewaaid.
Soms kan het helpen om gewoon te zeggen, ik ben boos!
Ik vertel hem ook dat ik graag zou willen nadenken over hoe we zijn boosheid kunnen laten wegwaaien. Maar dat ik het niet meteen weet. Dat ik er over na zal denken en hem erbij zal helpen. Omdat ik zie dat hij het graag anders wil.

Zijn boosheid van vandaag komt door de tandarts. Hij is boos omdat hij naar de tandarts moest. We vinden samen uit dat hij niet naar de tandarts wilde omdat hij het spannend vond. Dan begint hij na een vraag weer over het apparaatje. Dat de tandarts dat de laatste keer heeft gebruikt. Het was een slangetje en smaakte naar tandpasta. Hij vond het vervelend.
Meer dan vervelend, blijkbaar.
We bespreken samen hoe of wat en ik stel voor om een nieuwe afspraak met de tandarts te maken. En dat we hem zeggen dat hij geen apparaatje of vingers gebruikt en dat J bij mij op schoot wil zitten. .
Ik weet zeker dat de tandarts dat goed vindt. J vindt het een goed idee. Is zichtbaar opgelucht.
Daarna volgt stilte. Beide best moe van dit intensieve gesprek.

En ik bedenk hoe prachtig dit is. Hoeveel verbinding hier tot stand kwam. Hoeveel waardevolle informatie hij me gaf. Informatie waar ik mee aan de slag kan gaan. Om hem te helpen. Hem te helpen het goed te doen.
En ik bedenk hoe fijn het is dat een dag die zo moeizaam verliep zo'n mooi gouden randje kreeg.


9 opmerkingen:

  1. Wat herkenbaar. Onze jongste zoon van 7 (ook uit 2006) heeft Asperger, maar kan zich ook af en toe zo boos maken. Vind het nog wel lastig om daar mee om te gaan. We weten pas sinds een half jaar dat hij ASS heeft.
    Gr. Roos

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Dank je wel voor je reactie. Pas een half jaar na de diagnose. Er komt zoveel op je af en er valt veel te leren. Veel succes bij dit proces en het vinden van de weg hierin voor jullie gezin.
      Groetjes Marjolein

      Verwijderen
  2. Wat fijn en vooral: wat prachtig om zo je kind te kunnen helpen en de dag toch nog goed af te sluiten voor alle partijen.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Prachtig beschreven hoe je het opgelost hebt.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Wat ontzettend knap dat hij zelf kon beschrijven hoe zijn "boosheid" bij hem werkt. In de tenen, het luikje in zijn buik en het bakje in zijn hoofd. Boosheid is zo'n moeilijk emotie en helemaal als hij (en wij) niet weten waarom. Boos omdat jullie boos op hem zijn, machteloos eigenlijk. Ik herken dit zo in mijn zoon. Hij wil niet boos zijn, maar hij weet zich niet anders te gedragen.

    Ik wens jullie nog heel veel gouden randjes.

    BeantwoordenVerwijderen